Het is hier aangenaam. Eindelijk. Dat is wat grote hoogtes hebben: honderd meter verticaal glas. De lucht is extreem schoon en zuiver en lijkt daardoor ook harder, op bepaalde momenten haast ondoordringbaar. Er hangt een geur als in een ijzerwinkel. De laag herrie daar beneden is zwaar als roet en sluimert, als een flinterdunne, krokante aardolievlek, als een zwartglanzend geschenk. Zelfs geen vogel te zien. Welbeschouwd hebben ook zij hun eigen laag, tussen die van ons en die van onze – laten we zeggen – goden. Een bewoonbare leegte tussen de hoogste lijnen van de notenbalk. Op dit moment ben ik en ben ik niet. Misschien laat ik me alleen zien, maak ik me enkel kenbaar als een hinderlijk vlekje op een bril, een ongewenste schaduw in deze chill-out zone. Ik adem in, neem bezit van de lucht via mijn bezielde lichaamskanalen. Levend straal ik nog een zekere warmte uit en ik moet vanbinnen superzacht zijn. Vanbuiten ben ik zachter dan ik lijk, bijna een banketbakkersproduct, een beeldje van zachte was onder een laagje vernis, aantrekkelijk als een eerste penseelstreek. Elke cel kopieert zichzelf, buiten mij om, en tegelijkertijd kopieert ze mij, verandert me in een gepaste entiteit.
De vrouw op de berg‘Sensueel, sexy en intens.’
Eva Baltasar
De drie korte romans, Permafrost, Boulder en Mammoet zijn metaforen voor de drie hoofdpersonen. In het geval van Permafrost is het de mentale staat waarin de vrouw verkeert: met een permanent bevroren laag die haar isoleert en beschermt tegen een agressieve maatschappij.
In Boulder verwijst het naar de immense keien die geïsoleerd liggen in woestijnen, valleien of midden in de oceaan. Ze lijken alles te kunnen dragen, maar verslijten door de wisselvalligheid van het weer, zoals de tweede hoofdpersoon, die door haar geliefde Boulder wordt genoemd.
En bij de derde vrouw is er de associatie met een mammoet: een prehistorisch dier, uitgestorven, dat het doelwit werd van jagers. De hoofdpersoon ziet zichzelf zo, ze heeft het gevoel dat ze wordt uitgebuit en opgedreven in de stad, en trekt zich daarom terug op het platteland.
Drie vrouwen, drie lichamen, drie levens: De vrouw op de berg bevat drie wilde romans over de grenzen van verlangen en genot, seks, liefde, vrijheid en eenzaamheid.
Baltasar was al een gelauwerd dichter voor ze aan deze romans begon. De taal om uit te drukken wat ze wil zeggen en hoe, is als was in haar handen. Haar ‘training’ als dichter is in alles merkbaar. Ze demonstreert haar superioriteit als chroniqueur van queer stemmen en personages die door een vijandige wereld navigeren in proza dat zo broos en mooi is als een oude sage.