Arin was ergens in Duitsland toen mijn moeder weer ziek werd. Ze was al eerder ziek geweest, maar nog nooit zo erg, en ik wist dat het een kwestie van tijd was voor ze van gedachten zou veranderen en om Arin gaan vragen. Tegen dat vooruitzicht keek ik ontzettend op. Mijn zus en ik praatten al jaren niet meer met elkaar, niet meer sinds ze beroemd was geworden, zelfs niet toen er een paar jaar geleden een agressieve vorm van borstkanker bij mijn moeder werd vastgesteld. Destijds was ik ook al bang geweest dat mijn moeder Arin erbij zou willen hebben als het echt zwaar zou worden. Maar we lieten haar borsten er een voor een afhakken, en dat leek de verspreiding van de kanker een halt te hebben toegeroepen. Het onderwerp Arin kwam nooit ter sprake.
Onze relatie was al een hele tijd niet best, en de voorbije jaren was mijn moeders oneerbiedigheid afgezwakt tot een respectvoller stilzwijgen. Maar nadat ze was hersteld, werd mijn moeder op slag weer irritant. Ze was door de chemokuren zoveel afgevallen dat het niet leek uit te maken dat ze geen borsten had. Ze schoor haar pluizige zwarte haar af, droeg alleen nog hemdjes en korte broeken, en zei tegen iedereen die bij de kopieerwinkel langskwam dat ze hiermee, gevoegd bij de menopauze, eindelijk verlost was van de ballast van het vrouw-zijn. Het woord dat ze gebruikte, waarbij ik haar erop betrapte dat ze het bij het licht van één enkel nachtlampje zorgvuldig koos uit de Oxford English Dictionary, was ‘liberation’, bevrijding.