Het was pas halfnegen, hoelang zou het hier nog doorgaan en hoeveel zou Hans-Harald nog drinken, vroeg Ruth zich vanaf haar observatiepost af. In een halve eeuw vol sociale verplichtingen had ze haar techniek om opgenomen te zijn in een groep en deel te nemen aan het gesprek, terwijl ze er eigenlijk helemaal niet was, geperfectioneerd. Daarvoor hoefde ze alleen zo dicht mogelijk bij een levendig groepje mensen te gaan staan en af en toe geluidloos in hun richting te lachen en tegelijk haar lippen te bewegen.
Ze had zich opgesteld achter de halve cirkel van vrienden van haar zoon, allemaal academici die lesgaven aan universiteiten met klinkende namen als Berkeley of Yale. Ze kende sommige van die jongemannen al tientallen jaren, maar afgezien van een onberispelijk begroetingsritueel hadden ze verder gelukkig geen nota van haar genomen, een perfecte dekmantel dus. Ruth hoorde dat ze zich afvroegen waar Chris eigenlijk uithing. Liet hij ze allemaal naar die zogenaamd zo belangrijke opening van zijn zus komen en wie schitterde er door afwezigheid? Hijzelf.