Ik ontmoette Francesco Minelli voor het eerst in Rome, op 20 oktober 1941. Ik was destijds met mijn afstudeerscriptie bezig en mijn vader was sinds een jaar bijna blind geworden door staar. We woonden in een van de nieuwe huurkazernes aan de Lungotevere Flaminio, waar we kort na de dood van mijn moeder onze intrek hadden genomen. Ik kon mezelf als enig kind beschouwen, ook al had voor mijn geboorte een broer van me net genoeg tijd gehad om ter wereld te komen, een wonderkind te blijken en te verdrinken toen hij drie was. Er waren veel foto’s van hem te zien in huis, waarop zijn naaktheid maar nauwelijks werd beschermd door een wit schortje dat van zijn ronde schouders af gleed; hij was ook afgebeeld terwijl hij op zijn buik op een berenvel lag, maar de favoriete foto van mijn moeder was een kleine waarop hij rechtop stond en zijn handje uitstrekte naar het klavier van de piano.